Van de voorzitter
Terwijl de scholen druk zijn met Koningsdag en de meivakantie die in aantocht is, blijft het in de politiek en bij het bestuur niet alleen druk, maar vooral onrustig.
Zo was er het debat over passend (of was het nu inclusief?) onderwijs. Natuurlijk werd er daar veel gesproken over de samenwerkingsverbanden en hun te hoge financiële reserves, vele moties aangekondigd, maar echt een duidelijke lijn in het debat? Nou, nee.
Inclusie in ons dna
Van het vorige plan van Arie Slob wordt veel uitgewerkt of in werking gezet, dus dat is echt goed nieuws. Maar de richting waarin we nu bewegen wordt vanuit het debat niet echt helder. Wij houden ons als praktijkonderwijs vast aan het feit dat inclusie in ons dna zit. Dat wij al werken aan een inclusieve samenleving door met de wijk waarin de school staat samen op te trekken, door geïntegreerd te werken aan werken en leren tegelijk met bedrijven uit de buurt en natuurlijk door de samenwerking binnen de scholengemeenschappen zelf.
Natuurlijk, het kan altijd beter, maar soms realiseren we ons niet hoezeer we al op de goede weg zijn. Ook verhoudings- en vergelijkenderwijs met andere landen bijvoorbeeld. Zo waren wij als Sectorraad Praktijkonderwijs naar Finland afgereisd. Naast alle goede dingen die we daar zagen, konden we toch ook constateren dat wij het eigenlijk behoorlijk goed doen in het Nederlandse praktijkonderwijs.
Interdepartementaal BeleidsOnderzoek
Daarnaast was er in het Haagse de afgelopen periode de situatie van het zogenoemde Interdepartementaal Beleids Onderzoek (IBO). De ministeries doen, gedurende een regeerperiode, autonoom onderzoek naar onderwerpen die leven in de samenleving. Zo ook voor het onderwijs. De sectorraad praktijkonderwijs is (zoals ook voorgaande keren) keurig ambtelijk op de hoogte gehouden over het verloop van het onderzoek en de uitkomsten. De resultaten zijn deze week gepubliceerd en vinden jullie hier.
Het IBO is een genuanceerd rapport over de sturing van het onderwijs, over kansengelijkheid en mogelijkheden tot verbeteringen. De komende jaren en ook voor een volgende regeringsperiode zal hier vanuit dit onderzoek voldoende input kunnen worden geleverd om het onderwijsstelsel te verbeteren. Zie hiervoor ook de reactie van de VO-raad. Hier kunnen wij ons in grote lijnen bij aansluiten.
Andere sturing
Echter, het rapport is deze week ook al direct door minister Wiersma aangegrepen om in de krant een flink statement te maken. Deze reactie tref je hier aan. Wij vinden het teleurstellend dat de insteek van de minister gepaard moet gaan met een polariserende boodschap in plaats van het uitstralen van onze gezamenlijke missie. Namelijk goed onderwijs voor alle kinderen in Nederland. Daarnaast begrijpen wij niet hoe strenger toezicht, meer inspecteurs, onverwachte schoolbezoeken, centrale meetbare sturing, sneller ingrijpen en geld terugvorderen gaan bijdragen aan beter onderwijs en het op één stellen van leraren en schoolleiders.
Veel scholen en schoolleiders kunnen denk ik beamen dat het beleid vanuit OCW de afgelopen jaren vaak zoekend is geweest (om het maar neutraal te formuleren). Deze minister maakt een stevig punt van de kwaliteit van het onderwijs, de sturing op de kwaliteit van het onderwijs door de scholen zelf, maar wijst gelukkig ook op de rol van het ministerie.
Heldere doelen
Waar we nu nog op wachten zijn de zgn. heldere doelen. Want bij zo’n stevige uitspraak van een minister verwacht je een duidelijk perspectief. De heldere doelen zouden eerst voor de zomer komen, nu na de zomer. Hopelijk komt er van uitstel geen afstel. Want nieuwe wegen inslaan is prima. Weten waar je naartoe wandelt is nog veel beter. Maar dat doe je samen met iedereen in het onderwijs. Anders belanden we als sector weer in een nieuw doolhof van aansturingsmechanismen, subsidies en protocollen. En of we daar nu blij mee moeten zijn?
Nicole Teeuwen